maandag 23 december 2013

Niet zeuren maar lezen: lijstjestijd



Het is een groot genoegen en tegelijk ook steeds weer een grote frustratie: lijstjestijd. De boekenbijlages van De Standaard en De Morgen puilen weer uit met “beste boeken” en allerlei slimme mensen geven leestips aan de lopende band. Ik vul dan consequent mijn eigen leeslijst verder aan. En die lijst wordt alsmaar langer en langer en dan komt het besef dat voor elk gelezen boek er drie op de leeslijst bijkomen. Aan mijn leestempo kom ik er dus nooit om die lijst ooit afgewerkt te krijgen. Zorgvuldig natellen leert mij dat ik het voorbije jaar 26 boeken heb gelezen. Mijn lijst bevat er momenteel meer dan 40...

Enfin, luxeproblemen, daar moet je niet over zeuren, lezen is het devies.

Enne... dit is mijn eigen lijstjes

De beste boeken van 2013 non fictie:
1/ Geert Mak - “In Europa”
2/ Max Deauville - “Tot aan de IJzer”
3/ Joris Van Parys - “Masereel Een biografie”


De beste boeken van 2013 fictie:
1/ Stefan Brijs - “Post voor Mevrouw Bromley”
2/ Guy Peeters - “Zwarte Bruiloft”
3/ Roderik Six - “Vloed”


maandag 18 november 2013

FM

Ik stelde onlangs vast dat in mijn artistieke voorkeuren weinig lijn zit. Ik ben weg van Rik Wouters die voor mij – samen met Van Gogh - de absolute grootmeester van de kleur is. Maar ik ben ook fan van Frans Masereel, de maker van een ongelooflijk uitgebreid oeuvre, een volledige wereld in zwart en wit. Lang geleden zat er bij De Morgen eens een gratis boekje met honderd houtsneden van Masereel. Het is één van de meest gekoesterde boekjes uit mijn bibliotheek geworden.

De voorbije weken werkte ik mij doorheen de omvangrijke biografie “Masereel” van Joris Van Parys. Ik leerde er de drijfveren kennen van deze schijnbaar onvermoeibare kunstenaar die hout bleef snijden tot op zijn sterfbed. Na een jeugd in Blankenberge en Gent belande de jonge kunstenaar vlak voor de eerste wereldoorlog in het neutrale Zwitserland waar hij lange tijd zou blijven. Hij was een overtuigd pacifist maar in België werd hij als dienstweigeraar gezien en pas in de jaren '30 kon hij door toedoen van machtige bewonderaars als Camille Huysmans en Henry Van De Velde terug naar België. Hij leefde het grootste deel van zijn leven echter in Frankrijk, in Parijs, Avignon en tenslotte Nice.

Als pacifist bevond hij zich in het gezelschap van nobelprijswinnaar Romain Rolland en Stefan Zweig en later Thomas Mann en George Grosz. Hij illustreerde veel van hun werken, maar ook boeken van bv. Hemingway zoals de schitterende illustraties van “The old man & the sea”. Over Masereel deed Stefan Zweig de uitspraak: "Wanneer alles ten gronde zou gaan; alle boeken, monumenten, foto's en verslagen en er bleven slechts de houtsneden die Masereel gedurende tien jaar geschapen heeft gespaard, dan zou men alleen daaruit onze hele hedendaagse wereld kunnen herbouwen."

Na WOII krijgt Masereel ook hier de erkenning die hij verdient en geniet hij van talrijke onderscheidingen en overzichtstentoonstellingen. Het filmpje dat de Frans Masereel Stiftung uit Saarbrucken heeft gemaakt van zijn vroege suite “25 Images de la Passion d'un Homme is voor mij de perfecte synthese. Zo mooi en krachtig.



Joris Van Parys - Masereel de biografie , Houtekiet, 1996 bekroond met de Gouden Uil
Joris Van Parys – Masereel 100 houtsneden, Houtekiet, 1996

woensdag 6 november 2013

Albert Camus - De mens in opstand (l'Homme Révolté)

Morgen is het precies honderd jaar geleden dat Albert Camus werd geboren.  De Franse schrijver, nobelprijswinnaar en filosoof is vooral bekend als auteur van existentialistische romans als De Vreemdeling en De Val. Zijn filosofisch oeuvre krijgt tegenwoordig wat minder aandacht. Tijd om zijn belangrijkste filosofische werk nog eens van onder het stof te halen. L'Homme Révolté is voor mij een van de belangwekkendste werken uit de 20e eeuwse filosofie.

Wanneer l'Homme Révolté in 1951 verschijnt slaat het boek bij de Parijse intellectuele elite in als een bom. Het gaat hier dan ook niet zomaar om een filosofisch werk, maar om een boek dat past in een groots project. Het schier onmogelijke project om de ethiek na Auschwitz heruit te vinden. Daarin stelt Camus zich een gelijkaardig doel als zijn tijdgenoot Emmanuel Levinas. Bedien doen dit echter langs zeer verscheiden wegen. Terwijl Levinas tracht het goede in de mens terug te vinden via het beroep op de empathie en het respect en de erkenning van het andere en het anders-zijn, tracht Camus het kwade te begrijpen om het te kunnen bevechten. Dat kwade zal hij vinden in de ideologieën. Het is een project waar Jean-Paul Sartre, die andere tijdgenoot - boezemvriend bovendien - zich nooit aan zal wagen. Sartre vlucht in de ideologie van het communisme en zal zich veraf houden van de creatie van een naoorlogse moraal. Camus' ideologiekritiek komt hem duur te staan. Bij de verschijning van l'Homme Révolté negeert Sartre - op dat moment hoofdredacteur van het toonaangevende filosofische tijdschrift "Les Temps Modernes" het werk volledig. Na een half jaar laat hij er één van zijn jongste redacteurs op los die een 30 pagina's tellende vernietigende recensie publiceert. Camus is zwaar aangeslagen door dit verraad van zijn linkse vrienden. het vormt de voltrekking van één van de beroemdste breuken uit de geschiedenis van de filosofie.

Wat is er dan zo schokkend aan De mens in opstand?
In zijn boek ontwikkelt Camus een geschiedenis en een theorie van de opstandige mens. De geschiedenis verloopt in verschillende fasen. De eerste fase is die van de metafysische opstand. Het is de opstand van de mens tegen de idee van zijn schepping of de opstand tegen god. Camus bespreekt de opstand van Sade, de romantici, Lautréamont, Dostojevski en vooral Nietzsche tegen God en godsdienst en ziet deze als een eerste noodzakelijke fase in de bevrijding (of opstanding) van de moderne mens. Deze eerste fase loopt historisch gezien tot aan de Franse revolutie. Dan begint de tweede fase van menselijke opstand, die Camus de historische opstand noemt. Die historische opstand is de opstand van de ene mens tegen de andere mens, tegen de ander die hem onderdrukt. Het is de opstand van de slaaf tegen de meester. Rousseau, Saint-Just, Hegel, Bakoenin, Marx e.a. zijn de grote denkers van de historische opstand. De historische opstand is ook die van de bevrijding. Camus introduceert hier twee begrippen: revolutie en terrorisme.

Revolutie valt niet noodzakelijk samen met de opstand. Wel integendeel: waar de revolutie begint loopt het fout met de opstand. Een belangrijk kenmerk van revoluties is hun utopische logica. De idee dat de mens maakbaar is en het geloof in een ideaal menstype zullen leiden tot het autoritaire staatsterrorisme van Hitler, Stalin, en Mao. Er is nog een tweede probleem met de revolutie. Waar de oorspronkelijke (metafysische) opstand tot doel had de mens te bevrijden van zijn schepping, wil de in revolutie ontaardde historische opstand een alternatief bieden. God wordt m.a.w. meteen weer vervangen door een nieuw idealistisch concept: Mens-met-hoofdletter. Dat is volgens Camus een grote fout. De ware historische opstand gaat verder de weg van de bevrijding op zonder idealistische en utopische concepten. De historische opstand moet dus leren leven met het nihilisme. Camus toont zich hier een volgeling van Nietzsche. Het leven speelt zich af in het hier en nu. We kunnen geen beroep doen op (ons niet verschuilen achter) een ideologie. Immanentie, kunnen omgaan met een principiële zinloosheid, existentiële eenzaamheid, het zelf leren zin geven aan het eigen leven, ... dat is de opstandige weg die elk individu moet volgen.

De revolutie als politieke beweging gaat aan die visie op opstand voorbij. De revolutionairen die bijv. in Rusland tegen de Tsaar en tegen de onderdrukking van de boeren strijden hebben de god vervangen door een vergoddelijkte mens. Hun strijd noemt Camus individueel terrorisme. De revoluties van bijv. Hitler en Lenin die in dezelfde naam van bevrijding hun utopische mens- maatschappijbeelden willen doordrukken bestempelt Camus als staatsterrorisme. Ze verschillen alleen in hun mate van universalisme. Hitler wou een eindrijk van en voor de Duitsers en was daardoor amper universalistisch. Hij streefde niet naar de bevrijding van alle mensen maar naar de bevrijding van enkelen door anderen te onderwerpen. Het Russische communisme daarentegen kon aanvankelijk wel aanspraken op een universalisme omdat het de arbeider tot centrum van zijn utopie maakt, waarbij die arbeider vanuit zijn menselijke structuur universeel is. Maar dit communistische ideaal streefde ernaar alle mensen te bevrijden door ze allemaal te onderwerpen. Het resultaat van deze ideologie eindigde in beide gevallen echter in het concentratiekamp.

Terug naar de opstand. Om het verschil tussen revolutie en opstand te accentueren gaat Camus diep in op het denken van Marx. Camus' kritiek op Marx is niet min. Op vele cruciale punten is Marx politieke en economische analyse fout gebleken: de planeconomie van het communisme heeft geleid tot moloch staten en paradoxaal ook tot multinationals; de ellendige leefomstandigheden van de arbeiders zijn ondanks de liberalisering niet verergerd maar juist verdwenen; het proletariaat is niet oneindig gegroeid maar eerder verburgerlijkt; het idee dat het proletariaat een missie zou hebben is op niets uitgedraaid; dat het proletariaat los zou staan van natie of vaderland is door de wereldoorlogen manifest onjuist gebleken (de proletariërs aller landen hebben elkaar met veel overgave afgeslacht); de dictatuur van het proletariaat heeft zichzelf niet opgeheven maar uitgebreid en versterkt; ... Camus vraagt zich af waarom een socialisme dat zichzelf wetenschappelijk noemde zo heeft kunnen falen. Zijn onbarmhartige conclusie is dat de sociale revolutie niet wetenschappelijk was en dat een utopische logica het de das heeft omgedaan. "De liefde voor de mens maakt dat men hem onderwerpt" vat Camus zijn conclusie samen.

Er is maar één alternatief voor een utopische transcendente en idealistische logica en dat is een immanente nihilistische logica: de opstand zonder meer. Voor de metafysische opstand is genade de belangrijkste waarde, voor de historische opstand is dat gerechtigheid. In een derde fase zullen opstand en revolutie de strijd met elkaar moeten aangaan. Voor de opstand is er zonder genade en gerechtigheid nog slechts één waarde over: de wil tot macht. Veel revolutionairen beginnen als opstandige, maar op een bepaald moment wordt de revolutie utopisch en doet ze afstand van het nihilisme. De revolutie creëert een eigen metafysica en dat betekent het failliet van de opstand. De ware opstandige behoudt zijn nihilisme. Camus: "Hij is niet alleen een slaaf die zich verheft tegen zijn meester, maar ook een mens die zich verheft tegen de wereld van de meester en de slaaf".

In een apart en merkwaardig hoofdstuk gaat Camus in op het verband tussen opstand en kunst. De opstand vervaardigt, creëert nieuwe werelden waarbij de link met het creatieve scheppingsproces makkelijk gelegd is. Het hoofdstuk is evenwel eigenaardig omdat het niet past in een historisch overzicht van de opstand. Kunst - die van alle tijden - weerspiegelt de opstand volgens Camus in een zuivere staat, dat wil zeggen buiten elke historiciteit.

L'Homme révolté is een verre van eenvoudig boek. Camus is weergaloos in zijn deconstructie - lang voor het begrip echt in zwang raakte - van de fenomenen opstand en revolutie. Als theorie en als praktijk ontleed hij de opstand met chirurgische precisie. Maar dat neemt niet weg dat een aantal aspecten op den duur dooreen gaan lopen. In eerste instantie gaat het over de historiciteit van de opstand. Camus geeft bewust nergens een definitie van het begrip opstand. Door de nadruk te leggen dat historische aspect conceptualiseert hij het als het ware. Maar het betreft hier geen geschiedenis met een eindpunt. Het boek eindigt met een scherp onderscheid tussen opstand en revolutie. Wat daarna komt is vanzelfsprekend koffiedik kijken. Maar het is ook duidelijk dat de opstand doorgaat, ook na de concentratiekampen, ook en vooral na het failliet van de revolutionaire ideologieën.

Nog een element dat de lectuur van dit boek complex maakt is het gegeven dat de individuele en de politieke opstand constant dooreen lopen. Ze zijn dan ook wezenlijk moeilijk scheidbaar. Camus: "Onze strafkampen, onze misdaden en onze verwoestingen dragen wij allen in ons. Maar het is niet onze taak ze over de hele wereld te ontketenen; wel om ze in onszelf en de anderen te bestrijden. De opstand, de eeuwenoude wil om niet lijdzaam ten onder te gaan, ligt nog altijd aan die strijd ten grondslag. Als oervorm en bron van werkelijk leven houdt hij ons nog altijd staande in de vormloze, razende beweging van de geschiedenis."

Camus schreef dit werk in een veel gecondenseerdere schrijfstijl dan zijn grote romans en met een grote eruditie: de stroom van denkers en gedachten die de revue passeren maken is werkelijk enorm. Het maakt ook dat dit vanuit vele invalshoeken kan gelezen worden: als een deconstructie van het concept revolutie of als een persoonlijke commentaar op het denken van grote filosofen, als een historisch werk over de idee opstand, als een politiek pamflet waarbij Camus zich positioneert tegenover het denken van zijn tijd. Die veelheid van invalshoeken is ronduit overdonderend.

Camus' fileren van het fenomeen opstand, zijn genadeloze deconstructie van het concept revolutie, wars van elk politiek correct denken dat in zijn tijd en bij zijn intellectuele vrienden heerste, verklaart zonder veel moeite het probleem dat Sartre en co. hadden met dit boek. In die ontleding van opstand en revolutie, maar ook van terreur heeft het boek nog niets aan actualiteitswaarde ingeboet. Het zet de lezer bovendien nog steeds aan tot reflectie over de opstand van elk van ons. En het moet gezegd dat dit een redelijk confronterende aangelegenheid is.


Albert Camus, De mens in opstand, De Prom, 2004

maandag 28 oktober 2013

Zwarte Bruiloft





                                                      Het Boek
Tom Nevelsteen is de verteller en de spil van deze familiekroniek. Tom groeit op bij zijn grootouders ten tijde van de tweede wereldoorlog. Hij wordt hartstochtelijk verliefd op zijn tante door wie hij op zijn veertiende wordt ontmaagd (waarbij de tante meteen zelf zwanger wordt). Dat gebeurt op een moment dat die tante ook haar jeugdliefde - een verloren gewaande Oostfrontstrijder - terug tegen het lijf loopt en samen vluchten ze weg van alle familieperikelen. Jaren later komt de dochter - al even femme fatale als haar moeder - terug naar Vlaanderen om er haar familie en haar roots te ontdekken. En dan lijkt de geschiedenis zich te herhalen.

De moraal
Guy Prieels probeert met dit boek de tijdsgeest te vatten vanaf de oorlog en de daaropvolgende repressie tot de jaren '60 en '70. Hij slaagt daarin met verve. Het boek doet zowaar denken aan  'Het Verdriet van België' met gelijkaardige thema's als de oorlog, bevrijding, repressie, het strenge  regime op internaat en het seksuele promiscue gedrag achter de hypocriete façade van de katholieke moraal. Het is vooral daarin dat Prieels wil overtreffen. Het boek bulkt dan ook van overspel, passionele relaties, en zelfs pedofilie en incest. 

Het oordeel
De familiegeschiedenis wordt in dit boek heruitgevonden en dit met meer dan alleen een knipoog naar Claus. Op de achterflap staat dat dit boek een zwoele weergave is van la Flandre profonde en dat klopt. Zo zwoel, dat het op den duur niet meer geloofwaardig is. Desondanks toch wel een tip voor wie iets zoekt dat snel en makkelijk wegleest.

Guy Prieels - Zwarte Bruiloft, Houtekiet, 2013

donderdag 26 september 2013

Spanje en zijn recente verleden




Bij ons verschijnen er n.a.v. de herdenking van de groote oorlog tientallen boeken over de loopgravenoorlog, zowel fictie als non fictie. In Spanje gebeurt hetzelfde over de bewogen periode van de burgeroorlog en de vreselijke jaren daarop tijdens de tweede wereldoorlog en de daaropvolgende dictatuur onder Franco. De toevloed aan literaire werken over deze periode of die zich tegen de achtergrond ervan afspelen is al een tijdje bezig en stilaan bereiken de vertalingen onze boekhandels en bibliotheken.  Het bekendst zijn de boeken van Carlos Ruiz Zafon met De schaduw van de wind, het Spel van de Engel en De Gevangene van de Hemel. Het laatste boek speelt zich nagenoeg volledig af in Franco’s  gevangenis in Barcelona.

Pas nu, nu Spanje al even weer een democratie is, wordt het tijdsgewricht van de terreur literair verbeeld. Voorheen leek dat moeilijk omwille van de censuur of omdat de wonden nog niet geheeld waren. Nu de ooggetuigen er niet meer zijn lijkt er wel ruimte om het verleden te verwerken via de weg van de literatuur. Wonden zijn er dan ook genoeg. Het verhaal van de periode is genoegzaam bekend: na verkiezingswinst in 1931 voor links wordt en wordt de republiek uitgroepen. De lont van de burgeroorlog wordt aangestoken wanneer een militaire staatsgreepgrotendeels mislukt. Vanaf dan zijn er twee allerminst homogene blokken. Ter rechterzijde vechten monarchisten, katholieken, nationalisten het oude militaire establishment, facistische falangisten en de oude landadel. Ter linkerzijde republikeinen, socialisten en communisten, gesteund door de USSR en de internationale brigades, voornamelijk ideologische avonturiers. De rechterzijde wordt gesteund door Hitler en Mussolini die massaal manschappen en materieel leveren.  De linkerzijde valt uiteindelijk uiteen in diverse ideologische kampen en zal het onderspit delven, waarna  generaal Franco en de falangisten een brutale en repressieve dictatuur instellen. De burgeroorlog en de repressie die erop volgt zal naar schatting aan 800.000 mensen het leven kosten.

Antnio Munoz Molina situeert zijn roman eind 1936. De Spaanse architect Abel Ignacio arriveert in Amerika als vluchteling/artist in residence, zijn vrouw en kinderen achterlatend. Hij is zijn land ontvlucht omdat de politieke toestand er steeds grimmiger werd en hij als republikeinse toparchitect geviseerd werd door de aan de macht komende falangisten. Tijdens de rit kijkt hij terug op zijn relatie met een Amerikaanse studente en aan de sociale spanningen en verwarring die voorafgingen aan de uitbraak van de Spaanse Burgeroorlog. Op het einde van het boek zal zijn geliefde als lid van de internationale brigades naar Spanje terugkeren. 

Het lot van die Brigadisten komt aan bod in de “historische spionageroman” Winter in Madrid van CJ Sansom. De burgeroorlog is inmiddels afgelopen. Franco is aan de macht maar de jarenlange burgeroorlog hebben de bevolking gedemoraliseerd en het land kapot en verpauperd achtergelaten. Dat is meteen de reden waarom Franco zijn vrienden Hitler en Mussolini  niet ter hulp kan komen, hoezeer hij dat ook zou willen. De Britse ambassadeur probeert dat hardnekkig zo te houden. Een Britse zeeblokkade houdt Spanje arm en elke gebeurtenis die Spanje economisch minder afhankelijk maakt van het buitenland wordt met argusogen bekeken. In die sfeer wordt Harry Brett als oorlogsveteraan door de Britse geheime dienst gevraagd om het vertrouwen te winnen van zijn oude schoolvriend Sandy Forsyth, die ervan wordt verdacht louche contacten te onderhouden met de Spaanse falangisten. Met enige tegenzin begeeft Harry zich naar het corrupte Madrid en ontmoet daar Sandy en diens vriendin Barbara Clare. Barbara heeft haar eigen geheim. Zij is op zoek naar haar vroeger minnaar, de charismatische Bernie Piper, die met de Internationale Brigades vocht tegen de facisten. Hij wordt vermist maar blijkt in een geheim concentratiekamp te zitten voor republikeinse krijgsgevangenen.  De politieke context en een deel van de personage zijn gebaseerd op ware feiten. Het spionageverhaal niet, maar zijn beschrijving van de geheime concentratiekampen van Franco werpt hij zelfs nieuw historisch licht op de Spaanse burgeroorlog. 

Eén van de beste boeken die ik over dit thema las, is echter De stemmen van de Pamano van Jaume Cabré. Deze complexe roman over een leraar in een bergdorpje in de Pyreneeën speelt zich af in de periode van de jaren ‘44 tot 2002. De leraar in kwestie is een slachtoffer van zijn tijd. Het dorp waar hij lesgeeft loopt langs een belangrijke smokkelroute voor verzetslieden. Hij wordt ingelijfd door de Falange waardoor zowat alle dorpsbewoners hem mijden als de pest. Zelfs zijn vrouw verlaat hem – zwanger zijnde – omwille van zijn vermeende facistische sympathieën. Maar tegelijkertijd wordt hij gerecruteerd door het nog sluimerende linkse verzet waar hij hand- en spandiensten aan moet verlenen.  Wanneer in 2002 iemand zijn verborgen memoires terugvindt krijgt de geschiedenis misschien haar rechten terug. Zijn twee rollen heeft hij amper zelf of vrijelijk gekozen. Hij rolt er gewoon in. Cabré weeft er net als Molina ingenieus een liefdeshistorie doorheen, maar eigenlijk gaat dit boek over moraal, over hoe aartsmoeilijk morele keuzes in oorlogstijd zijn en hoe de geschiedenis je overkomt. Cabré schreef hiermee een prachtboek. 

Boeken:
Carlos Ruiz Zafon - De Schaduw van de Wind, Het Spel van de Engel en De Gevangene van de Hemel, uitgegeven bij AW Bruna
 CJ Sansom - Winter in Madrid, De Fontein, 2010
Antonio Munoz Molina - De Nacht der tijden,  De Geus, 2011
 Jaume Cabré – De stemmen van de Pamano, Signature, 2007

dinsdag 3 september 2013

Zwaarbewaakte treinen

Ik ben de zoon van een treinbestuurder. Heel mijn jeugd gingen wij op reis met de slaaptrein. Nog steeds reis en pendel ik graag met de trein. Ik hou van lezen op en over treinen. Het toeval wou dat er deze zomer in De Standaard der Letteren een reeks stond over iconische schrijversplekken: katheralen, bergen, boten ... en treinen. In het artikel werd een boek vermeld van de Tsjechische schrijver Bohumil Hrabal. Het moet van mijn studententijd geleden zijn dat ik nog eens iets van hem heb gelezen. Dat waren o.a. zijn novelles “Al te luide eenzaamheid” over de papierversnipperaar Hanta die het leven nogal filosofisch bekijkt en “De tedere barbaar” over het Praagse bohemienmilieu in de jaren '50. Het boek dat in DSL werd aangeprezen heette “Zwaarbewaakte treinen” en kende ik niet. Treinen, WOII en Hrabal: die combinatie moet ongetwijfeld fraaie lectuur opleveren, dus repten wij ons naar De Bib.

Zwaarbewaakte treinen gaat over de jonge spoorwegbediende Milosh Hrma die dienst loopt in een klein spoorwegstationnetje ergens op het Tsjechische platteland. Er stoppen maar een paar treinen per dag en voor de rest houden de bedienden zich bezig met wat onderhoud of werk aan wissels en seinen. De atmosfeer is die van elke werkvloer waar mensen teveel tijd hebben: er is wat achterklap en naijver, de chef houdt zich bezig met zijn hobby, er zijn al of niet gewenste intimiteiten... De routine wordt enkel verstoord door een perronchef die een schandaaltje veroorzaakt als hij de stationsstempel gebruikt op de poep van de telegrafiste. Het enige wat aan het idyllische stationsleven ongewoon is, is de tijd waarin het verhaal zich afspeelt: 1945.

Maar er is nog meer aan de hand. Milosh komt terug in dienst na drie maanden revalidatie na een zelfmoordpoging. De redenen daarvoor kom je gaandeweg te weten: een nogal extreme vorm van zelftwijfel. Hrabal leidt zijn verhaal naar een climax als steeds meer zwaarbewaakte Duitse treinen het station passeren: treinen vol gewonden die van West naar Oost rijden en treinen vol verse troepen, munitie en tanks van Oost naar West. De perronchef en de jonge Milosh besluiten een van die treinen te saboteren...

Het boek is echt een parel: zowel hilarisch als diep tragisch, meesterlijk verteld met veel ironie en scherpe humor en uiterst compact geschreven. Het is een novelle van nog geen 100 pagina's, zowat het handelsmerk van Hrabal. Op naar De Bib.

Bohumil Hrabal - Zwaarbewaakte treinen, Van Gennep 1990
 

zaterdag 17 augustus 2013

Lectuur over WO I

Mijn fascinatie voor WOI wortelt wellicht in een familiegeschiedenis. Mijn overgrootvader en betovergrootvader kwamen om bij een van de laatste bombardementen op mijn geboortedorp Aarsele bij Tielt toen ze net iets te vroeg uit hun schuilkelder kwamen. De weduwe van mijn overgrootvader was op dat moment zwanger van haar vierde kind, Maria, die mijn oma zou worden.

Met de herdenkingen 1914-1918 in het vooruitzicht en de vele nieuwe boeken, strips en sites die daarrond uitkwamen werd mijn nieuwsgierigheid naar de eerste wereldoorlog volop bevredigd. Deze vakantie zette ik me aan een heuse “multimediale” WOI studie.

Post voor Mevrouw Bromley” van Stefan Brijs lag al een tijdje op het schap en beschrijft WOI van uit een wat aparte invalshoek. Twee Britse vrienden nemen dienst. De ene, Martin, kan niet wachten en vervalst zelfs zijn identiteit omdat hij anders niet oud genoeg is om dient te nemen. De andere, John en tevens de verteller, staat sceptisch tegenover de massaslachting waarin de wereldbrand uiteindelijk uitmondt. Hij stelt zijn dienst in het leger zolang mogelijk uit maar komt onder grote druk te staan om 'vrijwillig' dient te nemen. Uiteindelijk zal de dienstplicht hem toch in Callais brengen waar hij ordonnans wordt van een Luitenant die zwaar aan shellshock lijdt. Het bizarre gedrag van de Luitenant is dan ook een metafoor voor de waanzin van de wereldoorlog. Het boek verhaalt niet zozeer of niet enkel over hoe het er aan het front aan toeging maar over moed en lafheid en over hoe kritisch staan tegenover conflicten of andere morele overwegingen niet meer mogelijk zijn eens de oorlogslogica gaat overheersen.

Over de moraal van de troepen en hoe die in een waanzinnige oorlog ten onder gaat, handelt de film “Paths of Glory” van Stanley Kubrick met een weergaloze Kirk Douglas als verbeten officier die drie soldaten verdedigd die wegens laf gedrag werden veroordeeld nadat een groot offensief op een debacle is uitgedraaid.

"Afspraak in Nieuwpoort" van Ivan Petrus Adriaenssens verbeeldt eveneens de waanzin van het front in zijn graphic novel. Hij heeft zijn research erg grondig gevoerd en brengt personages en hun zinloze dood die echt hebben bestaan. Adriaenssens leverde een prachtige strip af met sfeerschepping en zelfs tekenstijl die duidelijk schatplichtig is aan de “Loopgravenoorlog” van Jacques Tardi.





Een van de vele recente nieuwe uitgaven is dat van de Belgische legerarts Max Deauville: “Tot aan de IJzer", dat al in 1917 in Frankrijk werd uitgegeven en nu door uitgever Roularta werd herontdekt. Deauville beschrijft de moedige Belgische veldtocht tot aan de terugtrekking achter de IJzer. Het Het gaat hier om een ooggetuigenverslag dat dag na de dag de gebeurtenissen van een Belgisch regiment beschrijft. Op een bepaald ogenblik zijn de verliezen zo groot dat meerdere regimenten samengevoegd worden. De legerarts Deauville zal dus wel een en ander gezien hebben, wat zijn vaak bittere commentaren verklaart. Veel van die commentaren raakten overigens niet door de censuur. Het is de verdienste van de uitgever om gecensureerde passages (vooral in de vorm van demoraliserende commentaar) nu wel toe te laten. Het dagboekformaat maakt dat je perspectief mist. Dat de Belgen met 50.000 man tegenover een Duitse troepenmacht stond die over een veelvoud aan manschappen kon beschikken wist Deauville wellicht zelf niet maar is wel belangrijk voor een goed begrip van zijn verslag. Het verklaart de constante terugtrekking en de grote verliezen. De vijand is overigens amper zichtbaar. Enkel hun kogels en obussen vliegen de auteur en zijn mannen constant om de oren. Heel af en toe zien ze een gewonde, gevangen genomen of dode Duitser. Het brede kader moet je uit andere bronnen halen. En daarvoor is de kroniek van John Keegan daarvoor uitstekend boek. Hij belicht ook het Oostelijk en Turks front. Al gaan de cijfers over troepensterktes en verliezen je op den duur wel duizelen.

En nu is het tijd voor wat lichtere kost.

Besproken boeken:
Stefan Brijs – Post voor Mevrouw Bromley, Atlas, 2012
Max Deauville – Tot aan de IJzer, Roularta Books, 2011
Ivan Petrus Adriaenssens – Afspraak in Nieuwpoort, Lannoo, 2011
Jacques Tardi – Loopgravenoorlog, Casterman, 1993
John Keegan, De eerste wereldoorlog, Olympus, 1998

Film: Stanley Kubrick – Paths of Glory, 1957 http://www.imdb.com/title/tt0050825/